Aurora
'Aurora' werd gecomponeerd in opdracht van Fanfare Aurora Heesch ter gelegenheid van haar 100-jarig bestaan in 2006.
Het werk betreft een eendelige compositie, waarin het ontstaan van het dorp Heesch is verwerkt. Met name de breuklijn tussen de Hoge en Lage Wijst wordt hierbij als uitgangspunt genomen voor het ontstaan van de diverse landschappen en uiteindelijk het dorp Heesch.
Lange tijd geleden zijn er door heftige bewegingen in de aardkorst breuken ontstaan. Aan de ene zijde van zo'n breuk ontstond dan een horst en aan de andere zijde een slenk (laag gelegen gebied). Vroeger lagen rondom Heesch de enige bewoonde gebieden op de hogere gronden, zoals de Peelhorst en de dekzandruggen. De lager geleden gronden werden pas later bewoond: de jonge ontginningen. De afwisseling in landschappen maakt de omgeving in en rondom Heesch zeer waardevol. De breuklijn die uiteindelijk de Hoge en Lage Wijst veroorzaakt heeft, wordt ook Peelrandbreuk genoemd: een breuklijn waarlangs de aardkorst daalde of werd opgeheven. Aan de ene kant daalde de bodem veel sneller en ontstond de Centrale Slenk. Aan de andere kant daalde de bodem niet en werd ook nog eens een beetje omhoog geduwd zodat de Peelhorst stukken hoger kwam te liggen. Dit geeft tot gevolg dat op sommige plekken oude lagen van de bodem vrij dicht onder het oppervlak zitten, terwijl diezelfde oude lagen op andere plekken weer honderden meters diep zitten. Het is een bijzonder natuurverschijnsel: normaal zijn laag gelegen stukken land natter dan de hoger gelegen stukken land. Bij de Wijstgronden is dat juist andersom, waardoor een bijzondere natuur is gevormd. De Peelrandbreuk is nog steeds actief, zoals blijkt uit zijn duidelijke expressie in het landschap en recente aardschokken met hun epicentrum langs deze breuklijn.
Het werk begint met een langzame, duistere inleiding waar het zachte lage koper de diepe aardlagen verbeelden, die zich beginnen te roeren…. Dan introduceert de Euphonium solo het 'Heesch' thema, wat bestaat uit de tonen H (=B) E E S (=Es) C H, waarop de gehele compositie gebaseerd is. Dit thema wordt bruusk onderbroken door scherp koper en slagwerk: de voorbode van de aardschokken die komen gaan. Het 'Heesch' thema hervat zich en wordt andermaal onderbroken maar nu langer en heftiger. Dit mondt uit in een Molto Allegro Feroce: Onregelmatige, pulserende bewegingen (scherp koper/slagwerk), langzaam stijgende accoorden (zacht koper) en snel dalende lijnen in de baskant (vanuit de 'Heesch' intervallen), die de aan de ene kant stijgende en aan de andere kant snel dalende bodem voorstellen. Dit leidt tot een kort Maestoso waarin het Heesch-thema groots wordt neergezet om daarna nog heftiger gevolgd te worden door het Allegro Feroce. Daarna komen we weer in rustiger vaarwater en mijmert het "Heeschthema" nog wat na. Tenslotte komt dit eerste deel tot rust met clusters in zowel zacht koper/vibraphone als saxofoons die de verschillende aardlagen voorstellen die zijn ontstaan door de 'Peelrandbreuk'.
Dan transformeert het Heeschthema in een wat luchtiger motiefje in 6/8 maat. De eerste mensen betreden het gebied en beginnen vol goede moed aan de ontginningen van de Hoge Wijst: het meest vruchtbare, hoger gelegen gebied (bugels, gedempte trompetten, sopraansax en xylofoon) en later de veel drogere, Lage Wijst (laag koper, baritonsaxsolo) Als zowel de Hoge Wijst als de Lage Wijst ontgonnen zijn volgt er een tutti met het karakter van een tarantella, terwijl de aardlagen van de inleiding nog terug te vinden zijn in de hoorns/baritons. Dit mondt uit in een Grandioso: na lang en hard werken zijn de ontginningen een feit en is het hele gebied bewoonbaar en geschikt voor land- en akkerbouw.
In 1906 werd in Heesch Fanfare Aurora opgericht. "Aurora" is Latijn voor "Dageraad" en tevens de naam van de Romeinse Godin van de dageraad. Niet voor niets is er op het vaandel van de fanfare een opgaande zon te vinden. Dit gegeven vormt de inspiratiebron en uitgangspunt voor het langzame, derde deel van de compositie. Via een cadens van de solo Altsaxofoon horen we het aanbreken van de morgen, ontwakende vogels en het opgaan van de zon. De componist liet zich hierbij inspireren door grootmeester Ravel. De thematiek ontwikkelt zich en wordt meer romantisch. Als dit langzame deel haar hoogtepunt bereikt heeft, keert plotseling het Allegro Feroce van het eerste deel terug: de Peelrandbreuk is nog steeds actief. Tenslotte horen we nog eenmaal het Heeschthema in haar volle glorie waarna het werk besluit met een spectaculair Allegro Molto.